top of page

In de stilte van de avond

In het ruisen van de bomen,
in het waaien van de wind
Hoor ik soms mijn vader komen,
en hij noemt mij weer zijn kind
En hij neemt me zoals vroeger,
naar de Zeeuwse oceaan
Waar we samen op een duintop
de zee zien komen,
de zee zien gaan

In de stralen van het zonlicht,
komt mijn vader soms terug
En dan zit ik weer heel even,
op de fiets achter zijn rug
En we rijden over eindeloze
Zeeuwse vlakten heen
Waar we naar toe gaan
dat weet,
weet hij alleen

In de veel te volle straten,
loopt hij soms mee aan mijn zij
En hij vraagt of ik gelukkig ben
en dan kijkt hij zo naar mij
Voordat ik iets zeggen kan,
is mijn vader al weer weg
Mijn vader zal nooit weten
wat ik,
wat ik dan zeg

In de geuren van de tuinen,
komt mijn vader soms voorbij
Via de kleuren van de bloemen,
kijkt hij heel terloops naar mij
Maar als ik de bloemen plukken wil,
om ze te koesteren in mijn schoot
zijn de bloemen, net als mijn vader,
zijn de bloemen,
dood

In de stilte van de avond,
gisteren om een uur of tien
Zag ik in een stoel mijn vader,
zoals ik hem nooit heb gezien
Hij zat daar zo rustig,
als was hij de rust zelf
Toen ik onrustig op de klok keek,
toen was het,
half elf

bottom of page